Afgelopen zondag ben ik weer even wezen wandelen in het Boetelerveld, eens kijken hoe het er uit ziet in de lente. Bij de ingang stonden een aantal schotse hooglanders. Gelukkig niet op het pad waar ik over liep want al zijn ze niet agressief, indrukwekkend zijn ze wel.
Grappig ook om te zien hoe ze met hun zware kop tussen het hoge gele gras duiken om vervolgens met een bek voor groen gras omhoog te komen. Dat ze dat kunnen vinden met al dat haar voor de ogen.
De berkenbomen aan het begin van de route stonden nu vol in blad. Naar boven kijkend leek het of het al zomer was.
Zoals ik de vorige keer al beschreef is het Boetelerveld een klein natuurgebied dat ingesloten is door weilanden. Daar waar je tussen de bomen langs de rand door kunt kijken zie je dan ook steeds een boerderij of landerijen.
Op het Boetelerveld staan grotendeels naaldbomen, de loofbomen steken met het jonge. licht groene blad er fel tegen af.
Waar ik eerder kikkerdril in een stuk ondergelopen bos fotografeerde, is nu alleen nog droge bosgrond te zien. De kikkers hadden hier fout gegokt en hun kroost is verloren gegaan. Ik wandel weer verder naar een klein vennetje dat er niet diep uitziet maar nog steeds water bevat. Aan de rand zie ik koeienvlaaien in het bruinige water liggen. Het water ziet er levenloos uit en toch zie ik boven het water hier en daar de oude huid van een waterjufferlarve hangen. Maar niet eentje die net uit de oude huid kruipt en dus wandel ik verder.
Tenminste, dat is de bedoeling wanneer ik ineens overal zonnedauw zie. Wat is het toch een prachtig plantje.
Het zijn nog hele kleine plantjes, al zullen ze niet veel groter worden. Om te laten zien hoe klein ze zijn heb ik er even mijn vinger bij gehouden.
Maar hoe klein ze ook zijn, ook zij weten een prooi te vangen.
Mijn wandeling gaat verder, door het dennenbos en een klein heideveld. Langs het pad door het heideveld staan een ongelooflijke hoeveelheid zonnedauw. Ik heb nog nooit zo veel van dit wonderlijke plantje bij elkaar gezien. Verderop langs het pad zie ik een boomstronk met allemaal ovale gaatjes aan de bovenkant. De meestendonkerbruin van binnen maar twee nog helemaal fris licht bruin. Ineens zie ik beweging op de stronk. Een grote kever loopt snel naar beneden. Om zo’n beestje stil te laten zitten werkt het vaak om even op de grond te tikken of op de stronk waar ze op zitten. Ze blijven dan ineens stok stijf staan. Zo ook deze boktor.
Wat een beest, zo van dichtbij bekeken.
Aan het eind van het heideveldje staat een klaphek. Via het hek kom ik in een wat drassig weiland terecht. In het weiland is een watertje met een prachtig kromgegroeide boom. Maar eens even kijken of ik die mooi op de foto kan krijgen. Maar eenmaal bij het water ben ik al weer snel afgeleid. Zodra ik in de buurt van het water kom hoor ik tientallen plonzen van kikkers die in het water springen. Ik kijk even tussen het gras om te zien of ik een stil zittende kikker kan vinden, maar het gras is te dicht en te hoog. Wel zie ik het wit van een nog jonge libellevleugel.
Om het beestje goed op de foto te krijgen moet ik wel op de knieën en zelfs op mijn ellebogen liggen. Binnen de kortste keren zit ik onder de geel gekleurde klei en ben ik nat. Nou ja, het is niet koud, en ik ben al halverwege de wandeling.
Teruglopend door het hoge gras zie ik een groene vlek op een pinksterbloem. Het valt mij op doordat het plat op de bloem lijkt te liggen. Is het een afgevallen blad?
Het is een eigenaardig groen vlindertje. Eigenaardig omdat het zijn vleugels in gesloten toestand een beetje naast zijn lichaam laat hangen. Net alsof ze scheef gegroeid zijn.
Wanneer het even later weg vliegt klapt het zo snel met zijn vleugels en is het zo een warrig propje vleugels dat ik niet eens kan zien welke kleur de vleugels hebben. Even later landt het vlindertje op wat biesgras. Ik neem nog maar een paar foto’s, het is ook zo’n mooi en grappig beestje.
Ik loop weer verder. Opnieuw door een heideveld. In het water dat langs het pad ligt staan talloze zonnedauwplantjes en zwemmen dikke kikkervisjes. Ik hoop maar dat ze snel genoeg hun longen hebben, voor het water ook hier opdroogt.
Een blik op mijn klokje doet mij schrikken. Het is al weer twaalf uur geweest, en om een uur sluit de aspergeboer zijn deuren. Even flink doorstappen dus, want ik heb zin in asperges.
Geef een reactie