Het wordt weer wat kouder en dat betekend warmere kleding. Maar in mijn kast liggen grotendeels vale, afgedragen vesten en truien, sommigen hebben zelfs ooit schoudervullingen gehad, zo oud zijn ze. De rest zijn vaak vesten die in de winkel leuk leken, maar die gewoon niet lekker zitten.Er moet dus nodig nieuw spul komen.
Maar er is een probleempje, ik heb een pesthekel aan kleding kopen. Ik zie het gewoon niet. Het enige wat ik zie zijn kleuren die ik niet mooi vind zoals paars en roze, of allerlei kort en strak spul. En met mijn zwembandjes voel ik mij daar niet prettig in. Wanneer ik dan al mijn moed bij elkaar raap en toch iets uit een rek haal en omhoog hou ziet het er slap en bungelig uit, ik kan mij er dan geen voorstelling van maken hoe dat er uit ziet.
Op hoop van zegen neem ik dan maar wat mee het pashok in. Voor het zover is moet ik als een potentiele crimineel laten zien hoeveel kledingstukken ik mee het pashok in neem. Eenmaal in het pashok blijkt het allemaal niets te zijn. Het past of staat gewoon niet. Dan moeten de eigen kleren weer aan om een volgende zoektocht door de winkel te maken. Nee, een middagje winkelen, daar wordt ik niet vrolijk van. Toen ik gisteren na het werk tijdens een nieuwe poging in een pashok stond hoorde ik vanuit de paskamer naast mij iemand zeggen: “ik geloof toch dat ik die rok neem die ik vanmorgen gepast heb”. Mijn god, die moeten de hele dag al bezig zijn met iets wat ik echt vreselijk vind.
Het vest dat ik op dat moment paste heb ik mee genomen, maar dat is niet genoeg. Volgende week dan maar eens een tactiek gebruiken die mij wel bevalt: tegen de winkeljuf zeggen wat ik zoek (een paar truien en vesten en iets voor er onder), niet te strak, niet te kort en absoluut geen paars en roze. Die dames weten precies wat waar hangt en wat leuk bij elkaar past. Ik ga dan gewoon in mijn pashokje staan en pas alles waar ze mee aan komen zetten. Moet je ook eens proberen, dan wordt kleding kopen bijna leuk ……………
Geef een reactie