Het is een vreemde wereld, Spitsbergen. Grauwe, kale rotsen die uit de koude zee op rijzen ergens tussen de Noordpool en Noorwegen. En toch is het er mooi, wonderlijk ook. Zomaar in het niets liggen er ronde cirkels van steen die omzoomd zijn met mos. Door het steeds bevriezen en ontdooien van de bodem worden de stenen vanuit de grond langzaam omhoog gewerkt. Tijdens het proces worden ze ook nog eens naar elkaar toe geduwd. Hoe dan ook, het is een mooi gezicht.
Maar niet alleen stenen worden uit de grond in de loop der jaren omhoog gewerkt. Ook de graven van lang geleden overleden walvisvaarders komen weer aan de oppervlakte. Ook al zijn er nog zo veel stenen op de kist gelegd door zijn collega’s.
Tussen al die steencreaties is ook weer van alles te vinden. Zo bleken wij ineens boven op de bomen van Spitsbergen te staan: wilgen van nog geen 5cm groot.
De hoogste plantjes op dit eiland waren de achtsterren, eind september waren ze allemaal al uitgebloeid en stonden er alleen nog maar de pluisjes van de plant. Rond de ijstijden stonden de toendra’s er vol mee, die periode is dan ook naar dit plantje vernoemd (dryastijdperk).
Andere bloemetjes bloeiden nog wel, als zou dat niet lang meer duren.
Dichter bij het water groeide niets meer, daar zorgden de kiezels voor een palet van grijstinten.
Hier en daar zorgden bosjes aangespoelde kelp voor wat kleur op het strand.
Geef een reactie